Giancarlo ziet Abraham: de middenmoottovenaar die nooit écht doorbrak

  • Gepubliceerd op 14 jan 2023 12:00
  • 7
  • Door: René Oudman

Hij reed 229 Formule 1 Grands Prix en won daarvan drie. Giancarlo Fisichella was dertien jaar lang die ene coureur op het vinkentouw, die altijd wachtte op zijn doorbraak. Vandaag (zaterdag) ziet de vriendelijke Italiaan Abraham: hij is vijftig jaar oud geworden. Tijd voor GPToday.net om de, nog altijd voortdurende, raceloopbaan van de Formule 1-veteraan te belichten.

Dat Giancarlo Fisichella nooit meer dan drie Grands Prix heeft gewonnen is eigenlijk een raadsel. De kleine Italiaan werd in de late jaren ’90 tot één van de grootste talenten van de Formule 1-paddock gerekend en het was niet de vraag óf, maar wanneer hij om het wereldkampioenschap zou meestrijden. Toen de Romein echter over een racewinnende wagen beschikte, ging niet hijzelf, maar teammaat Fernando Alonso met meerdere kampioenschappen aan de haal.

Giancarlo is de boeken ingegaan als de bandenfluisteraar van het middenveld, eentje die vrijwel nooit in de schijnwerpers stond maar in de kantlijn kleine wonderen verrichtte met inferieur materiaal. Geef hem een Benetton of een Jordan, zelfs een Sauber of een Force India en Fisico rijdt naar voren.

Hongerige Italianen

De jeugd van Giancarlo leest als een jongensboek. Zijn vader bestiert een garage in Rome en dus groeit de spruit op in een omgeving vol vierwielers. Het is de tijd van Riccardo Patrese’s eerste Grand Prix-overwinning, van de opkomst van Michele Alboreto en de hoop op een doorbraak van de talentvolle Beppe Gabbiani. Het is de tijd waarin de broertjes Fabi, Teo en Corrado, hun sporen in de topklassen van de autosport achterlaten.

Het is, kortom, de tijd dat Italië weer durft te hopen op autosportsucces. Jarenlang is het namelijk helemaal niets geweest. Goed, Vittorio Brambilla won per ongeluk een Grand Prix, maar op de toevallige zege van de Gorilla van Monza na is het armoe troef. Op een handvol one win wonders na dateert het laatste échte Italiaanse succes van 1953, toen Alberto Ascari voor de tweede keer het wereldkampioenschap won.

De Italiaanse racewereld is hongerig. Het is aan de nieuwe lichting om de gigantische verwachtingen waar te maken. In de schaduw van die nieuwe lichting staat een groep jongetjes, mennekes van nog geen tien jaar oud die watertandend naar het autoracegeweld kijken. Onder hen ook een klein Romeins ventje. Giancarlo krijgt op zijn achtste levensjaar de kans om rondjes te rijden op de Pista d’Oro, de kartbaan van Rome, en is direct verslingerd.

Giancarlo en Giancarlo

Hij blijkt een natuurtalent en baant zich in zijn jeugdjaren een weg naar de top. In 1992 – Giancarlo is dan negentien jaar oud – promoveert-ie naar de autosport. In diens eerste Formule 3-jaar, gewoon ‘lokaal’ in Italië, start de tiener prima met een overwinning, om een jaar later zelfs twee wedstrijden op zijn naam te schrijven. Als Giancarlo in zijn derde Formule 3-jaar – 1994 – op overtuigende wijze het kampioenschap wint, weet een andere Giancarlo voldoende.

Die andere Giancarlo is Giancarlo Minardi, teambaas van de gelijknamige Formule 1-renstal. Hij beloont zijn jongere landgenoot na diens dominante F3-seizoen met een test in de Formule 1-wagen, maar kan hem omwille van financiële redenen geen zitje bieden. Bij de familie Fisichella stroomt er immers nog gewoon water in plaats van vloeibaar goud uit de kraan en dus moet de jongere Giancarlo zich richten op plaatsen waar geen geld benodigd is.

Zodoende komt hij bij het Alfa Romeo DTM-team terecht. Twee jaren lang vecht hij met ’s werelds beste toerwagencoureurs en eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij niet slecht voor de dag komt, maar Giancarlo wil zo veel meer. Zijn oudere naamgenoot biedt hem de kans uit duizenden door kort nadat beoogde rijder Taki Inoue het financiële plaatje niet rond krijgt, Giancarlo aan te stellen als diens plaatsvervanger. Op 10 maart 1996 maakt de kleine Italiaan zijn Formule 1-debuut.

Stormachtig

Giancarlo is er echter van doordrongen dat hij plaats zal moeten maken zodra er coureurs voorbij komen met diepere zakken. Tarso Marques bijvoorbeeld, die de tweede en de derde race van het jaar – in Brazilië en Argentinië – mag rijden. Of Giovanni Lavaggi, de steenrijke zakenman die zich puur voor de lol inkoopt om zodoende te kunnen zeggen Formule 1-coureur te zijn geweest. Giancarlo komt in zijn eerste seizoen tot acht races en behaalt in Canada een keurige achtste plek.

Voor het seizoen 1997 krijgt de Italiaan wederom met een gelukje te maken en wederom heeft dat gelukje grote impact op zijn professionele loopbaan. Als Jordan naast alle grote namen grijpt, moet teambaas Eddie Jordan snel doorschakelen om tenminste een getalenteerde coureur in dienst te nemen. Hij komt bij Giancarlo terecht, die weliswaar te boek staat als snel, maar waarvan niemand weet hoe goed hij daadwerkelijk is. De meerjarige Minardi is natuurlijk geen goede graadmeter om prestaties aan te meten.

Bij Jordan blijkt Giancarlo inderdaad het wonderkind wat sommige autosportliefhebbers al een tijdje in hem zagen. In zijn derde race voor de Ierse renstal lijkt hij naar het podium te rijden, tot teammaat Ralf Schumacher hem eraf rost en zelf het ereschavot betreedt. Later in het seizoen wordt Giancarlo knap derde in Canada en zelfs tweede in België. Op de Hockenheimring in Duitsland hád de Italiaan kunnen winnen, ware het niet dat een lekke band roet in het eten gooit.

Middenmootkrijger

Manager Flavio Briatore weet voldoende. Giancarlo moet vanaf 1998 voor de renstal rijden die hijzelf bestiert, het Benetton waarmee Michael Schumacher in 1994 en ’95 wereldkampioen werd. Dat Benetton is echter rap aan het afbrokkelen. Gevierde technici zijn Schumacher gevolgd richting Ferrari en de fabriekssteun van Renault, dat motoren leverde, is verdwenen. Desalniettemin trekt Giancarlo graag naar het team met de Italiaanse kledingmaker als titelsponsor.

In vier jaren tijd komt Giancarlo niet verder dan één poleposition – een goed getimed rondje op een opdrogende baan – en een handvol podiumplaatsen. Die podiumplaatsen zijn stuk voor stuk uitgekiende races waarin hij zijn talent etaleert, het circuit van Montréal in Canada is hem op het lijf geschreven en levert ‘m zelfs in vier achtereenvolgende jaren een bokaal op. Giancarlo is een heuse middenmootkrijger. Winnen komt er echter niet van, daarvoor is de Benetton niet snel genoeg.

Als Renault terugkeert in de Formule 1, wenst Briatore een ander talent in te zetten. Giancarlo wordt als handelswaar ingezet om een directe ruil met Jordan-coureur Jarno Trulli te forceren. De Italianen ruilen van plaats en Giancarlo blijkt over de slechtste hand kaarten te beschikken, want de Renault van 2002 is een prima wagentje, terwijl de Jordan van dat jaar een regelrecht hok is.

Wonderen

Het zijn de jaren 2002-’04 waarin Giancarlo vrijwel elke twee weken een klein wonder verricht. Hij sleept de krankzinnig zwakke Jordan van 2002 meermaals naar een puntenpositie en weet een jaar later zowaar zijn eerste Grand Prix-overwinning te noteren. Op een drijfnat Interlagos houdt Giancarlo als één van de weinigen het hoofd koel, om pardoes te zegevieren. Althans, zegevieren: Giancarlo’s eerste zege wordt ontsierd door een foutieve tijdwaarneming, waardoor hij in eerste instantie als nummer twee wordt aangewezen en pas twee weken later zijn bokaal ontvangt.

Dat die ene zege een gelukje is, beseft Giancarlo maar al te goed. Na 2003 verlaat hij het zinkende Jordan-schip om zich bij Sauber te voegen. Daar zit een gedachte achter. Giancarlo, een trotse Italiaan, is fervent Ferrari-fan – zelfs tijdens zijn actieve F1-loopbaan komt-ie daarvoor uit. Tijdenlang zoemen geruchten rond dat Ferrari’s tweede rijder Rubens Barrichello misschien wel op de schopstoel zit en daarom kiest Giancarlo nadrukkelijk voor Sauber, een team dat nauw samenwerkt met de Scuderia. Giancarlo hoopt zich zo in de kijker te rijden bij Ferrari.

Ook al is Giancarlo officieel opgenomen als nummer elf van het wereldkampioenschap Formule 1 in 2004, met tweeëntwintig puntjes, weten insiders wel beter. De Romein levert dat jaar zijn allersterkte Formule 1-seizoen af, pakt teammaat Felipe Massa volledig in en dwingt een terugkeer naar het team van Renault af. Saillant: een jaar later mag Massa het opengevallen Ferrari-plekje van de vertrokken Barrichello innemen.

Niet genoeg

Giancarlo begint zijn Renault-tijd op de best denkbare manier. Tijdens het Australische Grand Prix-weekend van 2005 grijpt de Italiaan een dominante zege vanaf poleposition. Breekt-ie dan eindelijk door? Het antwoord daarop is: nee. Voor 2005 blijft het bij die ene uitspatting in Melbourne, gedurende de rest van het seizoen rijdt de Italiaan achter zijn teammaat, de titelwinnende Alonso, aan. Tot overmaat van ramp verspeelt Giancarlo in de slotronde van de Japanse Grand Prix een mogelijke tweede seizoenzege.

Aangezien Giancarlo echter wel frequent puntjes in het laatje brengt, en bovendien Briatore’s lieveling Alonso niet in de wielen rijdt, mag hij nog een jaartje blijven. Met een overwinning in het snikhete Maleisië kopieert de kleine Romein het stramien van 2005 ongeveer één-op-één, want na die zege is het weer net niet genoeg. Alonso wint zevenmaal en wordt wederom kampioen.

McLaren heeft Alonso weggekaapt voor het seizoen 2007 en dus mag Giancarlo het op eigen benen proberen, maar de magie van de Jordan-jaren en het Sauber-verblijf lijkt definitief over. Als zijn debuterende teamgenoot Heikki Kovalainen tot overmaat van ramp rond de zomerstop het voortouw neemt en de tegenvallende Renault nog eens naar het podium stuurt, is Giancarlo’s tijd bij de Franse brigade voorbij.

Alsnog Ferrari-coureur

Dankzij het nieuwe Force India-team, dat pertinent een ervaren coureur achter het stuur wenst, blijft Giancarlo echter nog eventjes behouden voor de Formule 1. In 2008 doet de Italiaan zijn nieuwe team versteld staan vanwege de manier waarop hij het materiaal weet te managen. Collega Adrian Sutil staat meermaals met een open mond naar de racepace van Giancarlo te kijken, zich afvragend hoe de Italiaan in vredesnaam de bandenslijtage zo laag weet te houden.

Giancarlo’s Formule 1-loopbaan krijgt nog één, verdiende bekroning. Nadat achterhoedeklant Force India in de nazomer van 2009 een update introduceert waardoor ze zowaar in de voorste regionen van het middenveld kunnen strijden, zet Giancarlo de wit-oranje wagen pardoes op poleposition voor de Grand Prix van België, om in de race enkel te buigen voor de Ferrari van Kimi Räikkönen en als tweede over de meet te rijden.

Het levert Giancarlo alsnog die felbegeerde Ferrari-stoel op. Per direct, zelfs. Dat zit zo: Massa is zwaar geblesseerd en diens vervanger, Giancarlo’s vroegere kartrivaal Luca Badoer, is gruwelijk door het ijs gezakt. Doordat Giancarlo één goede prestatie heeft neergezet en Ferrari er niet vies van is om gedachteloos door te schakelen, wordt de ene Italiaan geslachtofferd voor de andere. Giancarlo kan geen indruk maken in de listige F60. In vijf races komt hij tot een negende en een tiende plek.

Le Mans-winnaar

En zo valt het Formule 1-doek voor Giancarlo, die na zijn laatste race overigens nog wel een tijdje probeert om via Sauber nóg een jaar in de koningsklasse te rijden. Als de Zwitserse equipe op voorspraak van Peter Sauber voor Pedro de la Rosa kiest, zit het er voor de Italiaanse coureur op. Hij richt zich op het racen in de GT-wereld, want als officiële Ferrari-coureur blijft Giancarlo aan zijn favoriete automerk verbonden.

In die hoedanigheid zegeviert Giancarlo tweemaal op het Circuit de la Sarthe in Noord-Frankrijk, tijdens de legendarische 24 uur van Le Mans. In 2012 en ’14 wint hij de GTE Pro-klasse. Als Ferrari aankondigt een Hypercar te bouwen hoopt Giancarlo stiekem dat de Scuderia hem selecteert voor één van haar zes plaatsen, maar het management vindt haar landgenoot iets te oud.

Giancarlo reed vorig jaar in zowel de European Le Mans Series als het World Endurance Championship en zal binnenkort zelfs weer in een éénzitter te bewonderen zijn, als hij in de overpowered Formule 5000 mag rijden. Echter, het is vandaag eerst tijd voor vijftig kaarsjes en een lekkere verjaardagstaart. Tanti auguri, Giancarlo!

Reacties (7)

Login om te reageren
  • Mooie terugblik Rene.👍
    En je wist me zowaar te verbazen met een naam die ik niet eens kon linken met F1 ondanks het feit dat ik toen al jaren de F1 volgde;
    "Lavaggi" zei me helemaal niks meer, opgeslokt door de vergetelheid.
    De rijder heeft kennelijk niet zoveel indruk op me gemaakt, maar jij wist hem nog te benoemen en onder de aandacht te brengen.
    Mijn complimenten.
    Dat mag ook wel eens gezegd worden.

    • + 11
    • 14 jan 2023 - 12:10
    • Zullen we dan nu een pop met grijze pruik in een tuinstoel voor z'n deur gaan zetten? Misschien met een alfabet erbij. De A is van Ascari, de man wiens resultaten jij hoopte te evenaren. De B van Binotto, de man met krullen in zijn haren...

      • + 0
      • 14 jan 2023 - 13:08
    • Eens @Evert: Goed verwoord en mooi stuk weer van René.

      • + 2
      • 14 jan 2023 - 13:57
  • In zijn vroege F-1 jaren was Fisichella altijd gezien als de toekomstige wereldkampioen en niemand twijfelde erover. Hij was gewoon Mr. Canada en het was niet echt een toeval meer dat Fisichella daar in Canada altijd goed scoorde. Ik vind Button een top-rijder maar in zijn early-days werd hij (en zijn carrière) bijna vernietigd door Fisichella. Tijdens de 2e helft van zijn carrière was Fisichella niet meer zo ultrasterk als in begin maar dat is ok. Hij liet genoeg zien tijdens zijn eerste 4-5 jaar in F-1. Misschien net niet zo goed als een Alonso maar goed genoeg om een waardige kampioen te zijn.
    Gefeliciteerd Fisico!

    • + 0
    • 14 jan 2023 - 14:35
  • Mr.Rofl

    Posts: 840

    Mooi stuk Rene! Zo zie ik ze graag. Als ik terug kijk herinner ik mij Fisichella als een coureur die te goed is voor de middenmoot, maar net niet goed genoeg voor de absolute top.

    • + 2
    • 14 jan 2023 - 15:43
  • Fisichella had toen de gunfactor en zo te lezen nu nog steeds...

    • + 1
    • 14 jan 2023 - 16:28
  • Rimmer

    Posts: 12.117

    Ik mocht fisico altijd graag. Hij was op goede dagen goed genoeg voor de top. Helaas kende hij ook slechte dagen en dan was het vaak ook knudde. In de tweede helft van zijn carrière was de echte scherpte er af en het geloof in zichzelf had al zoveel deuken opgelopen dat hij ook niet meer de kracht had om exact op de limiet te rijden. Dat zie je vaker. De rijder gaat dan iets meer marge nemen om in ieder geval heel te blijven/aan de finish te komen of om de schande van een crash te voorkomen. Zodra een rijder echter marge gaat nemen is het klaar. Dat zag je bij Fisico ook. Op goede dagen als het lekker ging durfde hij nog wel eens als vanouds gas te geven. Dan zag je het talent nog steeds. Uiteindelijk verwerd hij echter tot een Ricciardo. Teveel slechte resultaten die in zijn hoofd waren gaan zitten.

    • + 0
    • 14 jan 2023 - 18:19

Gerelateerd nieuws