Het is zondag 13 oktober 1996. Damon Hill parkeert zijn wagen op de tweede startplaats. Enkel titelrivaal Jacques Villeneuve staat voor hem. Damon heeft genoeg aan een zesde finishplek in deze Japanse Grand Prix, de laatste race van het jaar, om zijn eerste wereldtitel te claimen. Maar: kan Damon die druk aan?
Drie weken eerder, in het Portugese Estoril, stond de Brit immers ook al op matchpoint. En toen liet-ie het lopen. Na een krankzinnige inhaaltocht – met een manoeuvre buitenom Michael Schumacher – schoot Villeneuve, wie anders dan Villeneuve, naar de zege. Vandaag mag Damon zich de kaas niet van het brood laten eten. En zesde, dat moet lukken. Toch?
Gedachten racen door Damons bovenkamer. In 1994 ging het fout, al was dat uiteindelijk niet zijn schuld. In 1995 kwam-ie er als titelpretendent eigenlijk nooit aan te pas. Driemaal zal scheepsrecht moeten zijn, anders kan hij zijn helm net zo goed aan de wilgen hangen. Daarover gesproken: Damon is ook al 36 jaar. Het is nu of niet. Bovendien: vader Graham flikte het tweemaal, dan kan zoonlief niet achterblijven.
Wereldkampioenszoon
Als Damon Graham Devereux Hill op 17 september 1960 in het Britse Hampstead, een voorstad van Londen, wordt geboren, heeft vader Graham nog evenveel Grand Prix-overwinningen op zijn naam als moeder Bette: nul. Het enige verschil is dat Graham in de Formule 1 racet en Bette het huishouden verzorgt.
Pas in 1962 begint Graham, die racet voor het team BRM, te winnen. Lauwerkransen uit Zandvoort, van de Nordschleife, Monza en het Prince George-circuit in Oos-Londen worden aan de zegekar gebonden. Hill senior wordt wereldkampioen, iets wat hij zes jaar later herhaalt. Het raceleven van Graham gaat echter niet over rozen: in de vrije jaren ’60 gaan de Formule 1-wagens steeds harder, wat het gevaar om ermee te racen ernstig vergroot.
Graham ziet meerdere tegenstanders sterven. Bristow en Stacey tijdens dezelfde race, Von Trips, Godin de Beaufort, maar ook Schlesser, Mitter, Bandini, Taylor en Courage. Tijdens testritten verongelukken Hocking, Anderson en Ricardo Rodriguez. Tot overmaat van ramp laat waarde collega Jim Clark het leven tijdens de Duitse Formule 2-race van 1968. De familie Hill is, vroeg in Damons leven, gewend geraakt aan tragedie.
Kaalgeplukt
Als je beseft dat Graham zeventien Formule 1-seizoenen zonder te sterven is doorgeworsteld, is diens noodloot erg cru. Het einde komt niet in een racewagen. Nee, Graham Hill verongelukt in een vliegtuigje. Op 29 november 1975, Damon is dan net vijftien jaar oud, stort zijn vader, de tweevoudig wereldkampioen, neer.
Aangezien de familie Hill geen levensverzekeringen heeft afgesloten, wordt ze kaalgeplukt. Trofeeën van Mr. Monaco Graham, de enige persoon ooit die de Triple Crown heeft gewonnen, worden verkocht voor cash. Damons interesse voor alles wat hard gaat wordt door moeder Bette de kop ingedrukt: na haar man zal niet ook haar zoon aan de verleiding om met raceauto’s het lot te tarten, toegeven. Hij moet geld verdienen voor zijn kaalgeplukte gezin, dat haar grandioze luxeleven van de ene dag op de andere in dient te ruilen voor een karig bestaan.
Als Damon zijn zuurverdiende centjes gebruikt om aan motorraces deel te nemen – en daarin niet bijzonder succesvol blijkt – spoort moeder Bette hem aan om dan tenminste toch met de veiliger geachte racewagens rond te jakkeren. Tragedie is echter nooit ver weg. Damons eerste Formule 3-teammaatje, de veelbelovende Bertrand Fabi, komt om het leven bij een testcrash.
Testrijder
Groots is het allemaal niet, wat Damon op de baan laat zien, maar zijn vechtlust sleept hem erdoor. Dat mag ook wel, want in 1990 – Damon wordt dat jaar 30 – rijdt-ie inmiddels voor het derde achtereenvolgende seizoen in de Formule 3000. Damon is het talent dat eigenlijk geen talent heeft. Hij wordt overvleugeld door types als Érik Comas en Christian Fittipaldi, kan teammaat Vincenzo Sospiri ternauwernood achter zich houden in de stand om het kampioenschap.
Toch mag Damon in de zomer van 1992 een poging doen de Formule 1-wagen van het bijna failliete Brabham te kwalificeren. Een publiciteitsstunt, zo weet iedereen: Graham reed immers ook voor het legendarische merk. Damon weet de Brabham zowaar te kwalificeren voor eigen publiek in Silverstone en op de Hungaroring. Dan is de koek op: het team kan niet verder.
Gelukkig voor Damon loopt er een lijntje naar het wereldkampioenschapsteam van Williams. In het voorjaar van 1991 heeft de Britse coureur zich aangesloten bij het team van Frank Williams. Logisch, want hij woont vlakbij het hoofdkwartier. Als er iets getest moet worden, is Damon vrijwel altijd beschikbaar. Bovendien heeft hij de gewoonte om zijn wagens heel te houden. Als Mark Blundell zijn rol als eerste testcoureur opgeeft voor een racezitje elders en Williams haar vaste rijders Nigel Mansell en Riccardo Patrese om verschillende redenen ziet vertrekken – cq. wegpest – ligt er zomaar een topzitje in het verschiet.
Waterdrager
Als teammaat van de grote Alain Prost mag Damon in 1993 zijn kunsten vertonen in het geelblauwe kanon van Williams, waarop geen enkele maat staat. De actieve vering is dusdanig fabelachtig dat de Williams-rijders met speels gemak zeges aaneen rijgen. Dat wil zeggen: Prost rijdt de zeges aaneen, Damon rijdt er netjes achteraan. Zelfs als Damon voor de Franse Grand Prix pole pakt, levert hij de eerste plek na een teamorder netjes in.
Een pole doet vermoeden dat een eerste Grand Prix-zege nooit ver weg kan zijn, maar Damons leven zou Damons leven niet zijn als-ie niet eerst een paar teleurstellingen voor de kiezen krijgt. Leidend voor het thuispubliek in Silverstone geeft zijn Renault-motor de geest, twee rondjes voor het einde op Hockenheim valt-ie vanaf leidende positie met een klapband uit. Op de Hungaroring is het wél raak. Damon wint zijn eerste Grand Prix. In de daaropvolgende races, op Spa en op Monza, voegt de Brit daar meteen racewinsten twee en drie aan toe.
Zonder Prost, maar met Ayrton Senna, gaat Damon het Formule 1-seizoen 1994 tegemoet. Dat verloopt, zoals iedere F1-liefhebber weet, anders dan gepland. Waar Damon zich heeft geschikt in een rol als waterdrager – wat heet, hij is 33 en heeft nog maar drie races gewonnen, waar teammaat Senna op 33-jarige leeftijd al drie kampioenschappen kan overleggen –, daar moet hij in het voorjaar noodgedwongen het team op sleeptouw nemen na de dood van Senna.
Eigen succes
Damon komt hemeltergend dichtbij de wereldtitel van 1994. Goed, de organiserende bond helpt hem een handje door titelrivaal Michael Schumacher te pas en te onpas te diskwalificeren, maar onder de streep komt Damon één puntje tekort. Bovendien is de manier waarop frustrerend. In de slotrace op het circuit van Adelaide wacht een gehavende Schumacher – hij heeft net een muur geraakt – zijn tegenstander op, om pontificaal tegen ‘m aan te rijden. Eindresultaat: beiden vallen uit en de hoogst geklasseerde (Schumacher) mag zich tot wereldkampioen kronen.
Waar de kans in 1994 volledig onverwachts kwam, daar is Damon voor 1995 zowaar titelfavoriet. De Brit kan duidelijk niet met die rol omgaan. Hij maakt fouten, rost tot tweemaal toe vanuit een onmogelijke positie Schumacher uit de race en heeft na vijftien van de zeventien races al zo’n grote achterstand dat het WK is gelopen. Een nieuwe kans dient zich aan in 1996, als Williams de beste wagen heeft en Schumacher van Benetton naar het kwakkelende Ferrari is verkast.
Damon wint vier van de eerste vijf races, enkel teammaat Villeneuve mag op de Nürburgring zegevieren. Ondanks die prestaties doemt een aflopend contract. Damon ligt immers vast tot en met 1996. Het zou toch niet dat Williams niet laat gaan, juist op het moment dat hij éindelijk op weg is naar de titel? Het zou dus zeer zeker wél. Williams is not amused na het matige ’95 en ziet nieuwe rekruut Villeneuve, marketingmirakel, als ideale kopman.
Kampioen
Aan Damon de taak om zijn laatste kans met een topwagen – hij is al 36 en de goede zitjes voor 1997 zijn reeds vergeven – te doen slagen. Na de vier uit vijf in de openingsfase van het seizoen wint Damon ook in Canada en Frankrijk, om in Duitsland ditmaal te profiteren van andermans late uitvalbeurt. Monza, race veertien van de zestien, is zijn eerste kans om de titelstrijd te beslissen, maar hij verpest het door in leidende positie van de baan te spinnen. Op Estoril laat-ie zich vervolgens inpakken door een ontketende Villeneuve, waardoor het op Suzuka aankomt.
De stand is 87 om 78, waar een overwinning tien punten oplevert en een zesde plek eentje: gezien Damons hoge aantal zeges zal hij in geval van gelijke stand de titel veroveren. P6 alles wat hij nodig heeft. In de kwalificatie krijgt-ie een stevige tik van Villeneuve, die ruim vier tienden rapper in de rondte gaat en pole verovert, maar niet getreurd: de Williams is dusdanig veel sterker dan de rest dat Damon zijn wagen moeiteloos op P2 parkeert.
Het zou typisch voor het leven van Damon Hill zijn geweest als hij vervolgens was uitgevallen en Villeneuve hem met één puntje verschil de titel had afgenomen. Maar op de dertiende oktober van 1996 lacht het geluk Damon eindelijk eens toe. Villeneuve heeft een slechte start, speelt geen rol van betekenis en valt ook nog eens uit. Volledig vrij kan Damon in leidende positie naar de finish rijden, om zich tot wereldkampioen te kronen. De Britse commentator Murray Walker, die Damons complete pad – doordrenkt van tragedie en hindernissen – op de voet heeft gevolgd, hakkelt als Damon eenmaal binnen is. “And I’ve got to stop, because I’ve got a lump in my throat.”
Damon Hill
Posts: 18.936
Wat als hij veel vroeger in de F1 gedebuteerd zou hebben? "Wat als" bestaat echter niet. Hij is bijzonder en knap wat Hill nog bereikt heeft als je bedenkt hoelaat hij in de F1 kwam.
In 1993 keek ik nog geen F1, maar mijn indruk als ik naar de prestaties kijk is dat hij in de tweede helft van 19... [Lees verder]